Letter from the Chaophraya Phrakhlang on behalf of King Borommakot (1733-1758) to the Supreme Government in Batavia, (received) 22 March 1735, and the answer from Batavia, 12 August 1735

DAGHREGISTERS VAN BATAVIA, 22 MAART 1735

Deze brief van Tjauwpea Siam Darmaraad Detjaa Trjaat Amaad Tria Natjiet Pipit Ratnaraat Saka Taboedie Apaya Peri Borakrama Pakok Tjauwpea Barkalang wordt gestuurd uit een zuivere genegenheid tot Gouverneur-Generaal Dirk van Cloon en de raden van Indië, omdat zij oprecht genegen zijn dienst te bewijzen aan Zijne Hoog Aanzienelijke Majesteit Somdaad Boram Prahoepoe Datjouw Tjahoewa, mijn heer. Op maandag de 7e dag der 11e maand in het Tijgerjaar is door de schipper van een Hollands schip in Siam aangebracht een brief en geschenken voor de koning en mij. Ik heb een en ander na gewoonte uit de Maleise in de Siamse taal laten vertalen en vervolgens uit de inhoud en uit het verhaal van de schipper begrepen dat de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië in volle rust, vrede en eendracht de belangen van de Compagnie waarnemen, hetwelk mij zeer aangenaam was.

Zijne Aanzienelijke Majestaat heeft bevolen het overlijden van de vorige koning [1] bekend te maken, waardoor het rijk in grote beroerte geraakt was en wij niet in staat waren de vorige brieven te beangwoorden. Sindsdien heeft Zijne Hoog Aanzienelijke Majesteit getriumfeerd over al zijn vijanden en is vervolgens bevestig op de troon. Hij regeert tegenwoordig in volle rust en vrede het rijk. Zijne Hoog Aanzienelijke Majesteit wil zich gaarne aan het aloude vriend- en bondgenootschap tussen het rijk van Siam en de Prins van Oranje, en de Nederlandse Compagnie houden, en dat door Gods goedheid bestendig doen blijven. […]

Er wordt in de brief van de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië gezegd van het sappanhout dat de Compagnie bij [de aankoop van] dat verfhout grote schade leed en [zij] daarom niet graag daarmee belast wilden zijn. En dat de betaling van koopmanschappen mocht geschieden met zilver en tin, van elk de helft. Ik moet zeggen dat dit strijdig zou zijn met de oude gebruiken. Ik ben niet in staat om daarin de minste verandering te maken. Als ik daarvan het allergeringste repte, zou dat door de Khlang verworpen worden, alsof ik, die pas in het bestuur gekomen ben, verandering probeerde te maken in zaken die als vanouds gereguleerd en vastgesteld zijn. Ook verzochten de verschillende Gouverneurs-Generaal in vroeger tijden meermalen aan de gewezen Phrakhlang om was het mogelijk de betalingen in sappanhout te doen ophouden, of tenminste de kwantiteit te verminderen.

Het is niet mogelijk daarin verandering te maken want de Klangh is op geen enkele manier daartoe te brengen. En ik heb – zoals gezegd – het niet in mijn vermogen om in zaken die in vroeger tijden zijn gereguleerd, gecontracteerd en vastgesteld tussen de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië en het rijk van Siam ook maar de minste verandering te maken. Maar ik beloof dat niet zal nalaten om de Compagnie in alles hetgeen gebruikelijk is te onderhouden.

In de brief van de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië gebracht in het Tijgerjaar, wordt niet vermeld dat zij graag 200 lasten rijst, 500 pikul lood en 30 pikul olifant slagtanden [wilden ontvangen]. Maar omdat het compagnies opperhoofd [2] in Siam mij door de tolk mondeling heeft laten weten dat hij order had om genoemde waren in te kopen, heb ik die tolk toestemming gegeven die inkoop te doen. Ik heb ook bevolen dat daarvoor geen uitvoerbelasting betaald hoeft te worden, zoals andere kooplieden daaraan wel onderworpen zijn. Ook zal het lood goedkoop aan het compagnieshoofd worden verkocht.

Bij deze gelegenheid heb ik alle schriftelijke, zowel nieuwe als oude orders en reglementen bij mij laten brengen om kennis van zaken te krijgen. Ik heb daarbij een verzegeld geschrift ontwaard betreffende de negotie. [3] Dit berust onder het opperhoofd en is door ouderdom wel voor de helft doorvreten [van insecten] en onleesbaar geworden. En aangezien men voor zeker houdt dat de affaires van de Compagnie in Siam zullen continueren en het genoemde geschrift steeds meer beschadigd zal raken en onleesbaar worden, heb ik op de 11e dat van de 9e maand in het Tijgerjaar dat geschrift weer bij mij laten brengen. Ik heb het door de rijksgroten die onder mij vallen, en Grohoeang Choemoen [4] vanwege de syahbandar laten nazien en vergeleken met het afschrift dat onder de syahbandar berust. De inhoud van beide geschriften was eensluidend, maar de meeste letters van beide de geschriften waren zodanig doorgevreten dat ze na verloop van tijd niet meer leesbaar zouden zijn. Daarom heb ik twee nieuwe laten vervaardigen en die naar vergelijking met de oude met het gebruikelijke zegel bekrachtigd laten afgeven: één aan het compagnieshoofd, en het andere aan de syahbandar, zowel om tot naricht te dienen alswel om disputen te voorkomen.

Voorts worden thans vier personen afgevaardigd, namelijk Choempatjee Sintoek [5] en Choenraet Patjee als paardenkenners, en Moen Amaraat en Panparoem als paardendokters. Zij varen met ’s Compagnies schip over om naar oude gewoonte de inkoop van paarden te doen. Wij verzoeken derhalve om hen naar gebruik van een geldlening te voorzien en dat zij vervolgens met een aanbevelingsbrief naar Java gezonden mogen worden om langs de plaatsen om te zien naar hoge hengsten van de vereiste maat en ouderdom van 4 à 5 jaren. En voorts te zorgen dat zij met hun ingekochte paarden bij het afzenden van compagniesbodems hun transport mogen nemen, in twee schepen verdeeld, en wel voozien van water en gras opdat die beesten door gebrek van voedsel en ruimte niet komen te vermageren noch te sterven.

Verder verzoek ik of de Compagnie niet in gebreke wil wezen om ons jaarlijks te gerieven met hetgene benodigd is en bij de Khlangs benodigd is, namelijk tegenwoordig: Chimka taas Patola kleedjes, Chimaraat kleedjes, Gobars tapak tjatoor gebloemd van diverse kleuren en bloemen [6], volgens de daarvan door de Khlang vertoonde en overgegeven monsters.

Op ons verzoek om kanten kleden uit Nederland, hebben de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië in het Hoenderjaar geantwoord dat zij het monster naar Nederland hadden gezonden om zodanige kleden voor het hof van Siam te laten maken. Maar aangezien dat nu reeds vele jaren geleden is en men er nog geen resultaat van heeft gezien, zo kan men niet nalaten hierover in dit Tijgerjaar opnieuw te schrijven, teneinde definitief te weten of men daarmee gerieft zal worden of niet. Zo ja, dan zal men die kleden met de verwachte schepen tegemoed zien en zo niet, dan gelieven de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië het kleed dat als monster werd gezonden, maar weer terug te sturen.

Verder zijn hier tegenwoordig in Siam nodig Sulokse en Borneose koperen pices, waarmee wij jaarlijks 500 – 1000 pikul nodig hebben om te kunnen dienen tot ballast in de schepen.

Voor tegenwoordig bestaan het geschenk van Zijne Hoog Aanzienelijke Majesteit Prabat Sondat Boeroem Boepit Praahoepoe Detjoe Djoehoewa, mijn Vorst en Heer aan de Gouverneur-Generael en de raden van India in 22 bahar, 2 pikuls, 33 catty, 6 thails en 2 pahas tin, en 1002 pikul en 10 kati sappanhout Chinees gewigt en van mij 17 bahar, 2 pikul en 43 kati tin Siams gewicht, alles tot onderhouding van de weg van onderlinge vriend- en bondgenootschap die er is tussen Zijne Hoog Aanzienelijke Majesteit mijn vorst en heer en de Prins van Oranje, en de Nederlandse Compagnie […] opdat de wederzijdse vriendschap voor altoos bestendig blijve, waardoor alle vreemdelingen vrijheid mogen hebben om te komen en te gaan zonder de minste verhindering, waarom de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië in alle zaken van punt tot punt wijselijk en verstandig gelieven te beschikken en bestieren.

Geschreven op zaturdag de 1e dag van de 2de maand in het Tijgerjaar 1090, einde.

 

Antwoord van de Hoge Regering in Batavia aan de Phrakhlang, 12 augustus 1735.

DAGHREGISTERS VAN BATAVIA, 12 AUGUSTUS 1735

Siam aan de koning.

De Gouverneur-Generaal Abraham Patras en de Raden van Indië residerende in het Kasteel Batavia zenden deze brief uit een zuiver en oprecht hart aan Zijne Excellentie de zeer wijze en verstandige Phrakhlang, die bij zijn heer, de Hoog Aanzienelijke koning Samedaad Boraam Boepit Prahoephoe Dethjoe Tjahoewa, heerser van het beroemde Siamse rijk, in zeer hoge achting en van groot vermogen is. Hij wordt toegewenst geluk en voorspoed, en een lang leven en bestendige gezondheid, met al hetgene dat strekken kan tot een ware voldoening op deze aarde.

De Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië maken de Phrakhlang bekend dat zij de brief en het zeer aangename geschenk hebben ontvangen. Zij zijn met uiterste blijdschap aangedaan over de tegenwoordige gelukkige gesteldheid van zaken in het Siamse rijk, dat hetzelve wederom is hersteld tot zijn vorige rust en vrede sedert dat Zijne Hoog Aanzienelijke Majesteit als wettige koning van Siam gezeten is op de heerlijke troon van zijn voortreffelijke en zeer beroemde voorzaten, en tevens met roem en wijsheid geregeerd heeft over zijn onderdanen. Bij deze gelukkige regering wensen de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië van harte wensen en ook vertrouwen dat de onderlinge vriendschap tussen de Siamse kroon en de Nederlandse (handels)maatschappij altoos bestendig mag blijven in de nakoming van de contracten en verbonden die met de hoogloffelijke voorvaders van zijn tegenwoordige Hoog Aanzienelijke Koninklijke Majesteit op de allerplechtigste wijze zijn bezegeld. Voornamelijk omdat zij tot grondslag hebben de vrije handel van de Nederlandse maatschappij te Siam en Ligor. De Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië hopen dat door het wijze en voorzichtige beleid van de Phrakhlang deze weer zal worden opgebeurd uit zijn verval.

Daartoe werd niet alleen vereist de gunstige protectie van Zijne Excellentie voor de residenten van de Compagnie op beide handelsplaatsen maar ook zijn vermogen dat de Nederlandse handelsmaatschappij eens werd vrijgesteld van de verplichting om voor haar kostbare en gewilde handelswaren nog langer het zo ongewilde sappanhout [als betaling] te accepteren. Anders is het haar ondoenlijk de handel en correspondentie met het Siamse rijk nog langer voort te zetten. Dan vindt zij zich tegen haar wil en genegenheid gans onvermijdelijk genoodzaakt om gelijk van daar op te breken en haar oude vrienden en bondgenoten te verlaten, teneinde daardoor alle verdere schade en voorts haar eigen verval te voorkomen. De Phrakhlang wordt verzocht [dat] door zijn voorspraak bij de nieuwe koning [de Compagnie] mag worden ontslagen van de acceptatie van dat ongewilde sappanhout, omdat de waarde van dat verfhout in zodanig verval is geraakt, dat het niet beter dan voor brandhout is te rekenen. De Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië twijfelen er niet aan of Zijn Hoog Aanzienelijke Majesteit zal door de krachtige medewerking en bemiddeling van de heer Phrakhlang, en ook uit inzicht van het nadeel dat zijn eigen rijk en ingezetenen bij een opbraak van de Compagnie uit zijn landen onvermijdelijk zou worden toegebracht, zeer licht te bewegen zijn om het nodige redres zonder verder uitstel te bezorgen.

De Compagnie geeft nieuwe blijken van bereidvaardigheid in de behandeling van de afgezanten van de koning ter inkoop van paarden. Zij zijn geassisteerd door de compagniesdienaren op Java en door onze bereidwilliging voorzien van 2100 rijksdaalders voor de inkoop. Tegen verwachting hebben heeft de Compagnie transport voor de ingekochte paarden kunnen verlenen met verdeling van die paarden over twee schepen, zowel direct naar Siam als over Ligor, omdat de roskammers van Zijne Hoog Aanzienelijke Majesteit dit jaar bijzonder vroeg van Java terugkwamen. Aangezien zij gewoonlijk dusdanig laat hier in Batavia terugkomen, is het schip dat over Ligor vaart al dusdanig beladen dat het met geen paarden kan belemmert worden. Dus zal de heer Phrakhlang ook zeer wel kunnen begrijpen dat de verzending van paarden met twee schepen in het aanstaande niet meer kan geschieden.

Wederom kan als nieuwe blijk van bereidwilligheid van de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië verstrekken de bezorging van de verlangde lijnwaden. Gezien de korte tijd is men niet in staat geweest alles te verzamelen in overeenstemming met de monsters, aangezien de ontvangen monsters naar Coromandel zijn gestuurd, en men het bestelde nog tegemoed moet zien. Omtrent de verlangde kanten kleden uit Nederland is met tot haar bijzonder leedwezen nog niet in staat iets naders te berichten behalve dat de herwaards gezonden monsters al lange tijd geleden naar Nederland zijn afgegaan.

Nochthans zijn van Nederland naar Siam gezonden enige gouden en zilveren sjerpen waarvan Zijn Hoog Aanzienelijke Majesteit als hij het behaagt kan worden gerieft, terwijl de berichten uit Nederland omtrent de kanten kleden nog worden afgewacht.

Men is mede onvermogend de Phrakhlang te gerieven met de gevraagde koperen pices want die zijn in Batavia niet te krijgen, noch gangbaar. Maar wel een fraaie soort van gemunt kopergeld van de Compagnie, dat uit Nederland werd aangebracht, en waarvan een aantal van 144 stuks de waarde van één Siamse tical komt uit te maken. Tegen deze prijs, gelijk vorig jaar is geschreven, kan de Khlang worden voorzien in het geval die koperen munt Uwe Excellentie bij bezichtiging goed bevalt. Daartoe worden enkele stukken tot monster afgezonden met de koopman en het nieuw benoemde Siams opperhoofd Theodorus Jacobus van den Heuvel [7], die samen met het nieuw gekozen opperhoofd van Ligor de onderkoopman Christoffel Werlitsz ten hoogsten gerecommandeerd wordt in de gunstige bescherming van de heer Phrakhlang.

De Phrakhlang wordt bedankt voor de bezorging van een door ouderdom onleesbaar geworden verdrag dat opnieuw is afgeschreven en geauthentiseerd. En voorts ook voor de toestemming verleend aan het vertrek naar Batavia van de achtergebleven vrouw van onderstuurman Schepers, want het zou een man zeer hard vallen om zich gescheiden te zien van zijn echtgenote en kind, als het belangrijkste in de wereld dat hij bezit. [8] De Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië hopen dat de Phrakhlang geen verdere moeilijkheden zal maken om gelijk in vorige gevallen te bewilligen in een zaak die, ofschoon het strijdig mocht wezen met de wetten van het land, volgens het recht der natuur en volkeren dessalniettemin billijk en inschikkelijk is, temeer omdat het gaat om wederzijdse toestemming en bewillinge.

Eindelijk wordt aan Uwe Excellentie nog bekend gemaakt het overlijden van de heer Gouverneur-Generaal Dirk van Cloon en zijn opvolging op 10 maart door Gouverneur-Generaal Abraham Patras die nevens de Raden van Indië tot een geschenk sturen:

  • x stuks lakenen in soort
  • 2 stuks greijnen schaarrood
  • x lb. gouddraad, groene band aan strengen
  • x tholas [9] etter van roosen
  • 20 stuks moeris rode Kust
  • 20 stuks salempoeris dito
  • 20 stuks mallemollen fijne en
  • 40 lb. specerijen in soort

Geschreven in het Kasteel Batavia op het eiland Groot Java de 12e augustus 1735, de Gouverneur-Generaal van Nederlands Indië, Abraham Patras.

 

-----

[1] Koning Thai Saa overleed op 13 januari 1733.

[2] Willem de Ghij, opperhoofd 1734-1735, 1740-1741.

[3] Dit zal het contract zijn geweest van 1683.

[4] Niet te identificeren, ofschoon “Choemoen” zou kunnen refereren aan khun muen, een algemene verwijzing naar de ambtenaren van de koning.

[5] In de ambtenarenlijst van de koningsstallen, in het Wetboek van de Drie Zegels, sectie “Phra Aiyakan Tamnaeng Na Phonlaruan” is sprake van een Khun Krai Sinthop en ook een Muang Si Sinthop Chat.

[6] Chimka [kimka, goudbrocaat] taas patola kleden; chimaraat kleden, gobars tapak tjatoor, gevarieerde gebloemde stoffen.

[7] Theodorus Jacobus van den Heuvel, opperhoofd 1735-1740.

[8] Voor de Siamse wet was het voor een onderdaan van de koning met een Thai, Mon of Lao etnische achtergrond verboden om met een buitenlander die geen Buddhist was samen te wonen; vandaar dat de koning hier welwillend was om zowel de moeder als het kind met Schepers mee te laten gaan. In het contract van 1664 was afgesproken dat alleen minderjarige kinderen met hun Nederlandse vader Siam mochten verlaten.

[9] Tola, een Zuid-Aziatische gewichtseenheid voor goud en zilver van circa 180 troy korrels, gestandaardiseerd door de Britten.